Zand erover

© 2005 Henk Leenaers

Half Nederland is vervuild, zo lazen we twee weken geleden in Binnenlands Bestuur. En als die vieze grond niet netjes wordt opgeruimd, dan kan een economische ramp niet lang op zich laten wachten. Want als eenmaal bekend is dat een huis op verontreinigde grond is gebouwd, dan keldert het in waarde. Aldus concludeert van Bas van de Griendt, werkzaam bij het Bouwfonds MAB, in zijn binnenkort te verschijnen proefschrift.

Maar is het echt wel zo erg dat de bodem is vervuild? Nou nee. Want terecht concludeert Van de Griendt dat als er al mensen ziek worden van vieze grond, dat hooguit komt door hun zorgen over bodemverontreiniging. Zorgen die hun oorsprong vinden in TV-beelden van vijfentwintig jaar geleden. Mannen in witte pakken groeven toen gifvaten op uit de bodem onder Lekkerkerk. Heel de wereld keek mee naar deze primeur. Beelden van lekkende vaten beschilderd met doodshoofden veroorzaakten in menige huiskamer spontane jeukaanvallen en hoestbuien. Gelukkig liet het rijk het er niet bij zitten. VROM nam zich voor de bodem binnen één generatie weer helemaal schoon te maken en zette de vervuilende industrie in de beklaagdenbank. Na een paar jaar graven zou dit vuiltje zijn weggewerkt. Nederland haalde opgelucht adem. Een kwart eeuw later blijkt er weinig terecht gekomen van deze grote schoonmaak onder de grond. Van de 60.000 te saneren plekken zijn er pas 10.000 gesaneerd. En in een tempo van duizend saneringen per jaar duurt het nog een halve eeuw voordat de bodem weer helemaal schoon is.

Maar ondanks deze enorme achterstand bij de grote schoonmaak onder de grond zijn er geen doden gevallen. En bleef grootschalige gezondheidsschade uit. Geen wonder, want de paniek in Lekkerkerk bleek veroorzaakt door een typefout die de verontreiniging duizend keer te erg voorstelde. En ten opzichte van veel Europese bondgenoten zijn de Nederlandse bodemnormen veel te streng, zo concludeerden bodemkundigen en toxicologen eind jaren tachtig. Maar hoe draai je zo'n bodemsaneringsoperatie weer terug? Niemand accepteert het als we de normen weer versoepelen, moeten ze bij VROM hebben gedacht, ook al wijzen alle feiten wel in die richting. 'Emoties zijn ook feiten,' liet een ambtenaar van VROM zich zelfs ontvallen. Maar sinds wanneer is angst een goede raadgever? Uit de reactie op een kritisch Rekenkamerrapport van begin dit jaar weten we inmiddels dat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de bodemsanering naar provincies en gemeenten heeft gedelegeerd.

Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Want door dit vuiltje op andermans bord te leggen verdwijnt het nog niet. Dat gebeurt wel door voortaan alleen nog maar te saneren op plekken waar het echt nodig is. Dus wél de grond schoonmaken in moestuinen en kinderspeelplaatsen, maar níet op industrieterreinen en in bestrate binnensteden. Want hoe erg is het eigenlijk als er een beetje olie in de grond van Pernis achterblijft? Of onder het centraal station van Utrecht? Misschien moeten we gewoon accepteren dat mens en bedrijf sporen achterlaten in de bodem. Dan kunnen de saneringskosten gehalveerd, zo vertelde een opinieleider onlangs aan Intermediair. En wanneer VROM de normen inderdaad versoepelt of toestaat dat vervuilde grond plaatselijk nog een tijdje blijft liggen, vermindert ook het aantal saneringen fors.

Zand erover, zou je bijna zeggen. Maar er is wel een uitzondering. Want veel belangrijker dan de vermeende gezondheidsschade is de schade die bodemverontreiniging aanricht in het grondwater: één druppel olie maakt duizend liter grondwater ongeschikt voor de bereiding van drinkwater. Willen we dat schone water veiligstellen voor de toekomst dan moeten we viezigheid die uit de bodem kan weglekken, de zogeheten mobiele verontreinigingen, juist wél saneren. Dat blijkt trouwens mogelijk zonder al te veel gegraaf en gepomp. Want uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat je voor het schoonmaken van grondwater niet veel méér nodig hebt dan wat van nature al in de bodem zit: bacteriën en schimmels. Die blijken prima in staat om oplosmiddelen en olieachtige verbindingen te ontleden in onschadelijke componenten. Alles wat daarvoor nodig is, is een beetje geduld. Want bodemdiertjes hebben naar schatting een generatie nodig om deze schoonmaakklus te klaren. Wacht 28, 29, 30 jaar … en schoon is ons grondwater.