Van estafetteloop naar voetbalspel

Slechts vijftien procent van de innovatieve bedrijven in Nederland heeft een kennisrelatie met een van de publieke kennisinstellingen. In het MKB is dat slechts twee procent. 'Intermediairs' - tussenpersonen die onderzoeksresultaten terugvertalen naar bedrijfsprocessen, en die in horizontale netwerken communiceren met bedrijven, overheden en belangengroepen - kunnen een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van deze situatie.

© 2002 Henk Leenaers, Johan van Veen en Jan Meulenbrugge

Jan Wolkers als directeur van een museum waarin zijn eigen werken worden tentoongesteld - dat is een nogal onwaarschijnlijke situatie. Vrijwel niemand verbaast zich erover dat een kunstenaar zijn werk niet zelf tentoonstelt, en dat hij ook de PR, marketing en verkoop overlaat aan zijn galeriehouder. Immers, elke rol vraagt om andere vaardigheden, die alleen bij hoge uitzondering in één persoon zijn verenigd. Dat verklaart de behoefte aan 'intermediairs' - ook waar het de kennisoverdracht naar bedrijfsleven en overheid betreft.

Nederland doet het op een aantal fronten goed als het gaat om innovatie. Uit de Innovatie Scoreboard 2001 van de Europese Unie blijkt bijvoorbeeld dat Nederland, na Finland, een tweede positie inneemt wat betreft de publieke uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (R&D), en dat we met internetaansluitingen in 55 procent van alle huishoudens koploper zijn in Europa. Lager dan gemiddeld scoort Nederland op het gebied van de beschikbaarheid van R&D-personeel en de financiering van universitair onderzoek. Kijken we in meer detail naar de uitwisseling van kennis tussen de kennisinstituten en de marktpartijen, dan leggen onlangs gepubliceerde cijfers een zwakke plek bloot. Een benchmark-onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken leverde de in de inleiding genoemde - en in vergelijking met andere landen lage - percentages op. Hoe dat komt? Een mogelijk antwoord geeft het Innovatie Centrum voor Uitvindingen ID-NL, dat concludeert dat Nederland relatief weinig geld uitgeeft aan technology transfer, de overdracht van kennis naar marktpartijen. In de Verenigde Staten is het gebruikelijk dat de onderzoeker een stap terug doet tijdens de kenniscommercialisatie, de fase die volgt op het onderzoek en de productontwikkeling. Een ondernemer neemt het estafettestokje over van de onderzoeker en brengt het bedrijf met venture kapitaal naar de beurs. De beste universiteiten (MIT, Harvard, Berkeley) hebben dan ook de meeste spin-offs in de vorm van innovatieve bedrijven. Alleen al de University of Berkeley spendeert op deze manier jaarlijks meer dan 27 miljoen euro aan technology transfer.

Tot in het midden van de jaren negentig werd innovatie-ontwikkeling opgevat als een lineair proces: fundamenteel onderzoek legt de kennisbasis, waarna toegepast onderzoek en productontwikkeling de weg banen voor kenniscommercialisatie en routinematige toepassing. Kennisoverdracht naar marktpartijen is in dit model letterlijk het sluitstuk van de kennisontwikkelingsketen: aan het eind van de rit wordt de ontwikkelde kennis over de muren van de kennisinstellingen getild. Maar de afgelopen jaren is er veel veranderd in de wijze van kennisproductie en kennistransfer. Nu zijn potentiële gebruikers vaak al vanaf het begin betrokken bij de productie van kennis - denk bijvoorbeeld aan het samenwerken in consortiumverband in ICES/KIS-onderzoeksprogramma's. De gebruikers maken dan deel uit van de toepassingsgerichte context. Het gaat niet meer om een estafetteloop, zoals in het lineaire model, maar om voetbal, waarbij de kennisinstelling slechts één van de spelers is. De bal gaat heen en weer tussen klanten, industrie, financiers, overheden, patentbureaus en ontwerpers. Dat noemen we interactieve kennisontwikkeling in horizontale netwerken. En hoe een betere netwerkvorming tussen kennisinstellingen en bedrijven en (non-profit) organisaties tot stand kan worden gebracht, formuleert de Commissie-Risseeuw in een rapport aan de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid: 'Stimuleer persoonsgebonden interactie, door consultancy vanuit de kennisinstellingen, door inzet van wetenschappers in bedrijven, door bijzonder hoogleraarschappen van personen uit bedrijven en door (deeltijd)detachering over en weer.'

Van onderzoeken naar ondernemen, van estafetteloop naar voetbal. Kennisinstellingen zullen meer en meer interacteren met maatschappelijke partijen en marktpartijen, en de medewerkers zullen anders gaan werken. Rond het onderzoeksthema 'Duurzaam gebruik en beheer van bodem/ondergrond en water' inventariseerden wij wat er binnen TNO al gebeurt aan innovatiemanagement en hoe we dat nog verder kunnen verbeteren. Binnen dit werkgebied heeft TNO de horizontale netwerken zélf georganiseerd. TNO-MEP startte Baggernet, een initiatief dat is gericht op het uitwisselen van kennis en ervaringen tussen waterschappen en kennisinstellingen. Driemaal per jaar komen circa honderd organisaties bij elkaar om over beleids- en technologieontwikkelingen in de baggerwereld te discussiëren. Nieuw beleid wordt in de praktijk getoetst, nieuwe kennis uitgewisseld tussen kennisinstellingen en praktijkmensen. Er worden regelmatig excursies georganiseerd naar pilot-projecten. Kortom, een schoolvoorbeeld van een netwerk dat is gericht op de horizontale interactie tussen beleid, praktijk en onderzoek. Een vergelijkbare formule hanteert TNO-NITG met het Platform Bodembeheer en het Nationaal Risico Platform bodemverontreiniging (NARIP) en TNO-MEP in Europees verband met het Network for Industrially Contaminated Land in Europe (NICOLE).

Horizontale netwerken organiseren is stap één. De volgende stap is ervoor te zorgen dat er binnen deze netwerken ook personen aanwezig zijn die het voetbalspel op hoog niveau kunnen spelen, oftewel: kunnen communiceren met bedrijven, overheden en belangengroepen. In de komende jaren zal men daarom in kennisinstellingen in toenemende mate personen aantreffen die - vanuit de unieke kennisbasis van hun organisatie - het vertrouwen van de ondernemer hebben, weten wat hem beweegt en meedenken met de klant. Ook binnen TNO tekent zich deze trend steeds duidelijker af: naast de kennisontwikkelaars die zich concentreren op datgene waarin zij écht uitblinken (het uitvoeren van toepassingsgericht onderzoek), zijn er de netwerkers die als intermediair tussen kennisinstelling, markt en maatschappij fungeren. Net zoals Jan Wolkers zijn boeken en beelden door anderen laat uitstallen en verkopen…


Gepubliceerd in TNO Magazine