Vuile grond? Wen er maar aan!

Ooit werd bodemverontreiniging gezien als een klein vuiltje, binnen enkele jaren op te ruimen. Inmiddels heeft het Ministerie van VROM meer dan een half miljoen vieze plekken opgespoord en schat het de schoonmaakkosten op achttien miljard Euro. Moet de bodem wel helemaal spic en span?

© 2005 Henk Leenaers

Vijfentwintig jaar geleden was Lekkerkerk even wereldnieuws. Kort na de Amerikaanse primeur verhaalde de internationale pers gretig over wéér een op gifgrond gebouwde woonwijk. Mannen in maanpakken kwamen er aan te pas om vaten chemisch afval weg te graven onder de nieuwbouwwoningen in het dorp langs de Lek. In die tijd van snel opkomend milieubewustzijn liet het rijk zich van zijn slagvaardige kant zien: het stelde strenge normen op en nam zich voor bodem en grondwater binnen één generatie helemaal schoon te maken. Tot de laatste korrel zou Nederland alle vieze plekken afgraven, volgens een snelle inventarisatie waren dat er zo'n tweeduizend. Maar in november 2004 liet het milieuministerie de Tweede Kamer weten dat de vieze-plekken-voorraad is uitgegroeid tot 600.000. De allervieste tien procent moet worden schoongemaakt, de rest wordt eerst nog onderzocht. Geschattekosten: achttien miljard Euro, een dikke duizend Euro per inwoner.

Pers en politiek hadden voor dit bericht veel minder belangstelling dan een kwart eeuw geleden voor de Zuid-Hollandse gifwijk. Van de dertig leden tellende Kamercommissie kwamen er maar twee opdagen toen staatssecretaris Van Geel een toelichting gaf op de grote schoonmaak onder de grond. Het ideaal van een schone bodem bleek die te hebben ingeruild voor een flinke dosis pragmatisme: 'Alle viezigheid die het gebruik van de bodem niet belemmert, laten we voortaan rustig zitten', zo vatte hij de afgezwakte milieu-ambities samen, 'en uiterlijk 2015 moeten de nu bekende risico's voor bewoners zijn weggenomen.' Omdat anders de cadmium uit de grond in de sla terechtkomt, krijgen moestuinen wél een schoonmaakbeurt en industrieterreinen niet, zo luidt het nieuwe bodembeleid. Het milieuministerie heeft de vuile was opnieuw gesorteerd, zo zou je kunnen zeggen: de handdoeken moeten nog steeds spic en span, maar op een overall mag best een vlekje olie achterblijven.

Na Lekkerkerk zat de schrik er goed in bij de overheid. Werd er viezigheid onder een chemische wasserij gevonden, dan werd prompt de bodem onder álle wasserijen onderzocht. En iedere keer was het raak, want niet alleen alle wasserijen, ook alle autosloperijen, tankstations, gasfabrieken, en drukkerijen bleken op verontreinigde grond te staan. De drie miljard Euro belastinggeld die we tot nu toe besteedden aan bodemverontreiniging ging dan ook niet op aan een grote schoonmaak maar aan een grote zoektocht. Sinds de 2.000 in 1982 bekende rotte plekken was de tellerstand in 1990 opgelopen tot 100.000, in 2002 tot 350.000 en sinds kort weten we dus dat Nederland 600.000 "mogelijk verontreinigde locaties" telt. Daarvan moeten er zo'n 60.000 worden gesaneerd.

Opruimen is onbegonnen werk, zo moeten ze bij VROM hebben gedacht na deze ontluisterende blik onder het tapijt, want met het huidige tempo van duizend bodemsaneringen per jaar duurt het nog minstens twee generaties voordat alleen de allersmerigste 10% weer is schoongepoetst. 'Nu de omvang van deze industriële erfenis in kaart is gebracht, moet vieze grond een geaccepteerd deel van het maatschappelijk leven worden,' zo verwoordt Ruud Cino van VROM de nieuwe visie van het milieuministerie, optimistisch: 'Als het op tijd bekend is en er zijn geen risico's, dan willen veel mensen best op verontreinigde grond wonen.' Menig aannemer heeft dan ook een met lood of PAK verontreinigde achtertuin in de Randstad al opgehoogd met een meter schone grond, een zogeheten "leeflaag".

Zo makkelijk als je slakken en sintels onschadelijk kunt maken door ze onder een laagje schone grond weg te stoppen, zo moeilijk is om te voorkomen dat weggelekte olie of benzeen via het grondwater de wijde omgeving vervuilt. Totdat microbiologen enkele jaren geleden ontdekten dat van nature in de bodem aanwezige bacteriën en schimmels die stoffen kunnen afbreken. Met steun van SKB, de Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem in Gouda, ontwikkelden onderzoekers van onder andere TNO en de Wageningen Universiteit zogeheten in situ saneringsmethoden. Behaag de van nature aanwezige bodemdiertjes met de juiste temperatuur, vochtigheid en zuurgraad, zo luidt de gedachte achter zo'n innovatieve wasbeurt, en serveer ze met enige regelmaat hun lievelingskostje. Als dank voor het aangenaam verpoozen knabbelen de beestjes dan menig schadelijk chloorion af van oplosmiddelen als per en tri, of ontleden lange olieketens in onschuldige, kortere componenten. Door het zelfreinigend vermogen van de bodem te benutten, zo ontdekte ook VROM, kan veel kostbaar graaf- en pompwerk worden voorkomen. 'Want alles wat nodig is om een bodem schoon te maken zit er van nature al in,' aldus Cino, die van SKB leerde dat je alleen de eetlust van die bodemdiertjes maar een beetje hoeft aan te wakkeren. In de wetenschap dat bodembacteriën soms enkele tientallen jaren nodig hebben om hun buikjes helemaal vol te eten, staat het milieuministerie dan ook toe dat verontreinigd grondwater eerst een eindje wegstroomt - als een auto die de wasstraat inrijdt.

En dus hoeft de bodemsaneringsoperatie veel minder te kosten dan de achttien miljard Euro van VROM, aldus SKB-directeur Harry Vermeulen. De eerste zeven miljard bespaart hij niet met goedkope biotechnologie, maar door enkele normen ter discussie te stellen: 'De norm voor asbest in de bodem is al eens met een factor tien versoepeld en dat zal nóg wel een keer gebeuren. En ook de normen voor het slib dat uit havens, kanalen en poldersloten wordt opgebaggerd, de zogeheten waterbodem, zijn volgens milieudeskundigen nog onzeker.' Exit voor het asbest- en slibprobleem, als het aan Vermeulen ligt.

Vermeulen's voorstel is minder origineel dan het lijkt. Al eerder is het bodemprobleem verkleind door de normen te versoepelen. De zogeheten A-, B- en C- waarden die de Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid - de schrik nog in de benen - kort na Lekkerkerk ontwikkelde, bleken al gauw veel te streng. Wetenschappers wezen er eind jaren tachtig op dat voor de risico's het nogal wat uitmaakt om welke grondsoort het gaat: klei en leem houden de viezigheid namelijk veel steviger in hun greep dan zand. En na jarenlang onderzoek constateerde het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu, het RIVM, onlangs dat ook het gebruik van de bodem een rol speelt. Streefde VROM in de nasleep van Lekkerkerk in heel Nederland nog naar maximaal 50 milligram lood per kilogram bodem, de toenmalige A-waarde, nu is men in Den Haag al tevreden als er in een moestuin niet meer dan 85 mg/kg zit; de grond in een park of wegberm mag zelfs 290 mg/kg lood bevatten.

De resterende elf miljard Euro schoonmaakkosten denkt Vermeulen te kunnen halveren door vieze bedrijfsterreinen niet één voor één maar voor een hele branche of regio tegelijk aan te pakken en door alleen de grote grondwaterverontreiniging schoon te maken: 'Vijfennegentig procent van het verontreinigde grondwater ligt onder een tiental reusachtig vieze plekken, zoals de Rotterdamse haven. Die vlekken pakken we nu al in één keer aan, met steun van Brussel,' aldus Vermeulen, 'de kleine vlekjes knapt de natuur zelf wel op. Zo zijn besparingen mogelijk tot vijfenzeventig procent.' Opmerkelijk genoeg spreekt Ruud Cino van VROM deze sommen niet tegen, al benadrukt hij dat op het schoonmaken zélf niet veel valt te besparen: 'Dat kan alleen als je mínder plekken aanpakt, want na tien jaar onderzoek kan een biowasbeurt echt niet meer goedkoper.'

Nu Nederland niet langer alle sporen van de industrie in de bodem probeert uit te wissen, loopt het weer wat beter in de pas met de rest van Europa. Want na de vroege confrontatie met Lekkerkerk heeft de rijksoverheid niet alleen de omvang van het probleem onderschat, ook maakte het de fout om de vervuilers juridisch aansprakelijk te stellen. Wie de bodem had vervuild moest boete doen, zo luidde het credo van de landsadvocaat, dus wie zijn terrein niet tot de laatste korrel schoonmaakte ontving een gepeperde rekening. Ondernemers waren verontwaardigd over zoveel selectieve aandacht - menig burger liet in die tijd toch gewoon de olie in het putje lopen. Waarom zaten zij dan alleen in de beklaagdenbank?

Wijs geworden door deze ervaringen in Nederland-gidsland, pakten onze buurlanden het anders aan. Daar zag men een olievlek in de achtertuin toch vooral als een kwestie van eigen schuld, dikke bult - een zienswijze die inmiddels ook hier gangbaar is. Want bodemverontreiniging is volgens VROM tegenwoordig het risico van de terreineigenaar. Cino: 'Als die accepteert dat hij geen sla in zijn tuin kan verbouwen, mag hij de loodslakken best een tijdje laten liggen.' Met VNO/NCW en MKB-Nederland is VROM op dit moment dan ook in gesprek over deze nieuwe omgangsvormen tussen bedrijf en overheid, al is het volgens Ruud Cino wel nog even wennen. Want de bedrijven kunnen amper bevatten dat dezelfde overheid die jarenlang riep dat 'De vervuiler betaalt' hen nu uitnodigt tot 'Nuchter omgaan met risico's'. Een kwart eeuw na de klap van Lekkerkerk lijkt ook het rijk van de schrik bekomen.

En dus kan het bodem-roer net op tijd om, zo mag je hopen, want in tijden van recessie zal het bedrijfsleven zich heus een keer afvragen of het de afgelopen decennia niet in een bodemloze put investeerde. Ondernemend Nederland droeg namelijk al één miljard Euro bij aan de ondergrondse schoonmaak en wordt geacht minimaal de helft van de resterende schoonmaakkosten op te brengen - als het aan VROM ligt zelfs driekwart. Gelukkig maar dat het zoeken naar viezigheid en goed onderbouwde normen zoveel tijd vergde dat de overheid tot nu toe alleen de allersmerigste plekken onder de grond saneerde - nog geen 2% van de 600.000 verdachte locaties. Nu het gezond verstand is weergekeerd, kan de grote schoonmaak echt beginnen: niet langer alles in de bleek, maar wel de ergste vlekken deppen.


Gepubliceerd in Intermediair