Koersen met een kokertje

Niet alle oud-renners openen een bar op het platteland of laten zich omscholen tot ploegleider. Net als Peter Winnen neemt een enkeling de pen ter hand om de wielersport van binnen uit te beschrijven. Oud-prof en voormalig chef d'équipe van de nationale wielerselectie, Pascal Kolkhuis Tanke, schreef een roman over wat er omgaat in het hoofd van een coureur die het WK wil winnen. Kost wat kost.

© 2005 Henk Leenaers

Ter nagedachtenis van Fabio Casartelli schreef Pascal Kolkhuis Tanke een roman over de dood in de wielersport. Titel en opdracht laten daar geen misverstand over bestaan. Voor een verrassende plot hoef je dit dunne boekje dan ook niet te lezen. Ook zoek je vergeefs naar rake formuleringen of mooie zinnen. Maar wie nog niet bekend is met de taal en de gebruiken in het profpeloton, wie geen weet heeft van 'gekonkelefoes' of zich afvraagt wat 'koersen met een kokertje' betekent, valt er een hoop te leren.

Al heeft hij het jaar er voor de koers niet eens uitgereden, toch eist hoofdpersoon Aart Haring een vrije rol op als het WK in Valkenburg wordt verreden. Dit is zijn terrein, de Cauberg is van hem. In korte hoofdstukken die afwisselend handelen voor, tijdens en na de koers komt de lezer er achter wat er allemaal in het hoofd van Haring omgaat, hoe hij zich prepareert en uiteindelijk de wedstrijd wint - na een even beslissende als fatale versnelling op zíjn berg. Zo leert de lezer dat rennerspis na een massage donkergeel is, dat Haring voor een truc special niet bij Herman, zijn goudeerlijke masseur, hoeft aan te kloppen, maar wel terecht kan bij Jean, soigneur en notoir vreemdganger. Ook lezen we over de kilometerdwang van de hoofdpersoon en over het eeuwige eten: twee maaltijden voor tien uur 's ochtends. Dat een 'lachend achterwiel' een spaak moet missen, dat een prof zeven keer per jaar valt en zeven keer lek rijdt op een slecht moment in de wedstrijd. Dat je niet verbaasd moet zijn als een ingesloten concurrent tijdens de eindsprint - bij wijze van rem - zijn hand op je zadel legt: allemaal gesneden koek voor profs, maar menig lezer zal er van opkijken. Wat 'sterk zetten', 'koersen met een kokertje' en 'met groot licht rijden' betekent zal zelfs voor een leek geen verrassing zijn, maar wie wist dat ook mekaniekers en soigneurs in het medicijnkoffertje graaien?

Als hij in de finale Valkenburg binnenrijdt trekt Haring zijn strijdplan. Dit is bekend terrein, zíjn terrein. 'Nog ruim een kilometer en dan ga ik, net voor de bocht naar rechts twee kilometer voor de Cauberg (…) Hopen dat de Italianen nog even blijven doorrijden zoals nu, dat is perfect (…) Opletten dat ik zelf geen signalen afgeef, want als ik zenuwachtig ga zitten telefoneren help ik mijn versnelling om zeep (…) Nog even wachten, dan bijschakelen naar de veertien en knal, blik op oneindig en verstand op nul (…) Ik rij gewoon dwars door de Cauberg heen.' Als Haring is overgestoken naar de kopgroep en drie ronden voor de finish hoort dat ook kopman Staal er aankomt, zit de nationale ploeg op rozen: twee landgenoten in een groep van vijf. Maar Haring heft de pest in: 'Als Staal maar niet denkt dat dat ik mijn kloten voor hem ga afdraaien. Voor hem alles bij elkaar houden, ik moet al kotsen als ik er aan denk. Voor hem de sprint aantrekken, over mijn lijk. Dat 'ie doodvalt.'

Even voorspelbaar als voorbeeldig kijkt Kolkhuis Tanke in zijn debuutroman terug op zijn actieve wielerloopbaan. Niet onthullend, niet meeslepend, maar wel boordevol wielerweetjes.

Fragment:

Neee...! Niet zeggen. Niet zeggen. Zeg 't niet. Neee...
'Staal is dood. Keidood.'
Dood. Staal dood. Menno Staal dood. Dood Staal. Staal Menno dood. Dood. Staal dood. Dood Staal. Staal Menno dood. Dood Menno Staal. Dood. Dood Menno. Menno dood Staal. Staal dood. Menno Staal dood. Dood. Dood. Dood. '...hele teringbende. Niets hielp...'
Staal steendood. Staaldood. Doodstaal. Steendood. Steenstaaldood. Staal steendood. Neee... Neee... Neee... '..., jij kampioen, Staal...'
Ogen. Vreselijk ogen. Bijna dooie ogen. Eraf. Bijna dooie ogen. Kapot. Bijna dooie. Snok. Laatste snok. Kapotte ogen. Dood Staal. Kapotte snok. Bijna dood. Dooie snok. Bijna dooie. '…godallejezus, hoe is 't…'
Gas. Ogen. Bijna dooie ogen. Nog meer gas. Kapotte ogen. Bijna afgemaakt. Doorhalen. Bijna dood. Afmaken. Nog eens doorhalen. Staal bijna dood. Staal dood. Menno Staal dood.
'…waar slaat dit op?'
'Hou op. Gaal. Niets. Hoor niets.'
Nee…

'De gladiolen en de dood', Pascal Kolkhuis Tanke, 1996, De Arbeiderspers, 113 p., ISBN 90 295 2660 2.


Gepubliceerd in Fiets