Voor een tuinstoel of tweemaal knippen

Deze keer geen boek over wielervedetten. Geen krasse staaltjes koersinzicht, geen heldhaftige ontsnappingen, geen solo's in het hooggebergte. Nee, de titel 'Half Koers' moet je als lezer letterlijk nemen, want in de meeste verhalen uit deze autobiografische bundel wordt de auteur voortijdig uit de wedstrijd gehaald.

© 2006 Henk Leenaers

Op de achterflap prijst Tim Krabbé 'Half Koers' aan als één van de leukste wielerboekjes die hij ooit heeft gelezen. En Martin Ros noemt het een prachtboek, geschreven vanuit het hart van een echte wielerliefhebber. En gelijk hebben ze. Want met veel gevoel voor humor verhaalt Rein Lambregts - een anti-vedette zonder een greintje talent - over dertig jaar dromen over een wielercarrière.

Met bewonderenswaardige oprechtheid neemt Lambregts zijn lezers mee naar de Ronde van de Zwaluwstraat (met start en finish voor de ouderlijke woning) en verslaat hij ongegeneerd de finale van de Ronde van het Pastoors Potterplein voor "profs" (vijf deelnemers) - koersen die hij als schooljongen in Breda organiseerde. Samen met zijn broer maakt hij de parkoersen, bepaalt hij het aantal ronden en in welke categorie iemand mag rijden. Maar al heeft hij als enige renner een rugnummer en borduurde zijn zus "Pontiac; de juiste tijd" op borst- en rugzijde, winnen valt hem dan al zwaar. Zelfs tegen maar één tegenstander weet hij als achtjarige de rondjes door de wijk Belcrum te verliezen:

'In 1954 word ik in De Ronde van de Veestallen "kampioen" omdat mijn enig overgebleven concurrent Martin Nijhuis - waar ik normaal gesproken nooit van kan winnen - één ronde te vroeg afstapt. Dit omdat mijn broer de voorlaatste ronde wat onduidelijk met de bel heeft staan rammelen. Het protest van Martin wordt door ons afgewezen. Het jaar daarop neemt hij in het kampioenschap revanche door met twee ronden voorsprong te winnen, ik wordt dan slechts vierde (van de zes). Dan al word ik mij bewust van mijn beperkte aanleg voor het wielrennen. Die Martin is gewoon stukken beter dan ik en ik ben steeds blij van hem te horen, dat hij toch niet van plan is wielrenner te worden.'

En dus blijft Lambregts hopen op een overwinning. In 1961 vraagt hij zelfs een licentie aan en schrijft zich in voor zijn eerste echte koers: De Ronde van Den Hout. Bibberend van de zenuwen kan hij na het startschot niet in zijn toeclips komen. Na de eerste bocht kan hij nog net aanpikken bij de laatste renner van het peloton, maar in de tweede ronde wordt hij gelost en na acht ronden uit de koers genomen. Daarmee is het patroon gevestigd van de vele wedstrijdverslagen die nog volgen - het autocircuit van Zandvoort, de nacht van Goes, de 20 uren van de Hoge Vught, de Ronde van Sint Jansteen en de Internationale jeugdronde van West-Brabant - waarin wordt gekoerst om begerenswaardige prijzen als een ijstaart, een tuinstoel of tweemaal knippen bij de plaatselijke kapper.

Na tien jaar zonder licentie vormt het overlijden van zijn jongste zoon voor Lambregts de aanleiding om weer te gaan koersen. Niet dat er enige verbetering is opgetreden in zijn prestaties: in 1978 wordt hij in Kloosterzande na drie ronden gelost. Toch krijgt deze bundel nog een hoogtepunt als hij met immer jongensachtige toon in het laatste van de 30 verhalen vertelt over die ene, gedroomde overwinning.

Voor wie net als Tim Krabbé en Martin Ros eigenlijk nooit volwassen is geworden valt er in dit in eigen beheer uitgegeven boekje veel te genieten. Want, zo besluit de auteur zijn nawoord, 'Het wielerleven is een spel'.

Fragment:

'Bij de volgende doortocht wordt er weer een premie aangekondigd, nu van een ijstaart. Ik wacht tot vijftig meter vóór de streep, dan kom ik er vanuit laatste positie - met aanspreking van al mijn reserves - overheen. Het is dan compleet oorlog tussen mij en de anderen. Ze trachten me op kop te dringen, maar ik ben werkelijk te kapot om nog maar enig gevoel voor tempo te hebben. Bij de volgende doortocht wordt er weer een premie aangekondigd, nu ter waarde van Fl. 7,50. Door de sterkste renner van het groepje, een knaap van minstens één meter negentig, wordt ik al direct gewaarschuwd. Als jij hem pakt, sla ik je van je fiets, zegt hij gemeend. Ik kan alleen nog maar knikken en besef dat door de uitputting mijn sprint alle scherpte heeft verloren. Op 500 meter van de streep neemt mijn bedrieger zelf het initiatief en demarreert. Ik bijt me met de moed der wanhoop vast in zijn wiel en constateer dat de anderen ons moeten laten gaan.'

Half Koers - 30 wielerverhalen, Rein Lambregts. In eigen beheer uitgegeven, tweede druk, 2003, 108 p. ISBN 90-9400483-2.


Gepubliceerd in Fiets