Weg van de varkens

Niet alleen oud-renners, sportjournalisten en geschiedkundigen schrijven over de wielersport, een enkele keer waagt een heuse schrijver zich aan dit genre. In 'De beklimming van de Mont Ventoux' van Jos Vandeloo ontvlucht een boerenzoon met wielertalent het platteland van Frans-Vlaanderen.

© 2005 Henk Leenaers

Coureur Georges Blieck is anders. Anders dan zijn broers Clovis en Gustave, twee onbehouwen dronkelappen. En anders dan gekke Louis, het inmiddels dertigjarige, debiele kind - door wijlen papa Modeste in een delirium verwekt en door mama Rose na vijf jaar weer uit het gesticht gehaald. Anders ook dan Jeanne, zijn zwijgzame zus die als puber beviel van de inmiddels zeventienjarige Mireille. Alleen met zijn broer Maurice heeft Georges iets gemeen: de drang om dit primitieve boerengezin en het Frans-Vlaamse platteland te ontvluchten. Maar Georges is een nakomertje en heeft Maurice - op jonge leeftijd voorgoed naar Parijs vertrokken - niet gekend.

In 'De beklimming van de Mont Ventoux' laat Jos Vandeloo in korte monologen vijf gezinsleden aan het woord. Taai en balsturig zijn deze Flamands, boeren uit de omgeving van Roubaix, en gesloten als oesters. Maar door deze vorm van vertellen gunt Vandeloo ons een kijkje in de gedachtenwereld van les sauvages du Nord (de wilden uit het Noorden), zoals ze in Frankrijk worden genoemd. En daardoor komen we veel te weten over de machtsverhoudingen in het gezin en de geheimen van de gezinsleden. Zo heeft Clovis heimelijk een lief in Hazebrouck, blijkt Mireille een incestueus kind en Georges een bastaard - vernoemd naar circusartiest Georges Taconi die hem bij mama Rose verwekte. Alle onderlinge spanningen en geheimen ten spijt, Georges dankt zijn wielersucces aan de steun van de hecht samenwerkende Blieck-clan. Na een trainingsritje langs plaatsen als Godewaersvelde, Bollezeele, Noord- en Zuytpeene, Hazewinde en Borre Becque, wat gewoon Borrebeek betekent, staan ze hem allemaal op te wachten: 'Daar heeft mama Rose voor een weldoend warm bad gezorgd en staat Jeanne klaar met frisgewassen, droge kleren en een tafel vol krachtvoer en vitamines voor de coureur. Verder nog Gustave met een fles massage-olie, Clovis voor een nauwgezette inspectie van het materiaal en ten slotte arme Louis, breed lachend als altijd en zwaaiend met zijn eeuwige poetsvod. De thuiskomst van een gladiator.'

Ondanks een etappezege en enkele dagen gele trui mislukt voor Georges het debuut in de Tour de France. Hij overleeft de Alpen en de Pyreneeën maar sneuvelt dan, kort voor Parijs, in de Provence: 'De sadisten hadden die afschuwelijke Mont Ventoux tot het laatst bewaard. Bijna als demonisch dessert of onsmakelijk sorbet'. Het volgende seizoen gaat hij tot de bodem van zijn krachten in de Ronde van Vlaanderen - 'omdat ik op een dag weg wil van de krijsende varkens die geslacht worden en van de lachende varkens die slachten' - en wordt tweede. In zijn koersverslag geeft Vandeloo blijk van degelijke research. Zo laat hij Georges op de Taaienberg denken: 'Opletten. Zorgen dat ik geen kwak krijg. De renner voor u zwiept even met zijn achterwiel tegen uw voorwiel. Niemand ziet het. Rotgevaarlijk. Voor ge het weet, ligt ge in de sloot. De trukendoos van de profs.' Na deze opmerkelijke prestatie in Vlaanderen bombardeert de pers Georges tot favoriet voor Parijs-Roubaix - een thuiswedstrijd voor deze Noord-Franse kasseienvreter. Maar al zit hij lang in de kopgroep, in het Bos van Wallers gaat het mis. Georges valt op de beruchte kasseistrook, zijn stuur is gebroken, op zijn voorhoofd heeft hij een ferme bult. Hij geeft op. Als Clovis en Gustave in het holst van de nacht, na een paar stevige calvadossen, merken dat Georges niet meer ademt besluiten ze diens laatste wens in vervulling te laten gaan: een geslaagde beklimming van de Mont Ventoux. Na zevenentwintig korte monologen laat Jos Vandeloo dit onthechte plattelandsgezin zonder toekomst achter.

Fragment:

Gustave: 'In een flits denk ik nog: ik hoop dat het iemand anders is. Ik ren ernaar toe; het is onze Georges. Hij ligt op de grond. Een wit gezicht en een pijnlijke grimas. Ik duw de mensen achteruit. Help hem uit zijn voethaken. Die stommelingen staan allemaal maar te kijken. Even blijft hij zitten. Voelt aan zijn rechterschouder. Krabbelt dan verdwaasd overeind. Kijkt om zich heen. Grabbelt naar zijn fiets. Wil er op stappen. Wankelt. Valt bijna. Gezoem van een camera en lichtflitsen. 'Nee, Georges, niet doen!' roep ik. Hij staart me aan, zonder enig benul. Ik schrik me rot van die rare blik in zijn ogen.'

Jos Vandeloo, 'De beklimming van de Mont Ventoux', 1990, Manteau, 212 p. ISBN 90-223-1206-2.


Gepubliceerd in Fiets