Gezocht: milieu-informatie

 

Slechts één op de tien gemeenten voldoet aan de verplichtingen uit het Verdrag van Aarhus om milieu-informatie openbaar te maken.

 

© 2008 Henk Leenaers

 

Zo doe je dat dus, milieu-informatie beschikbaar maken voor burgers. Alle informatie over de kwaliteit van bodem, water en lucht zet je netjes bij elkaar in een digitaal systeem. En niet te vergeten: alle milieuregels en milieuvergunningen van bedrijven. Je voegt er nog een topografische kaart en een recente luchtfoto aan toe. Daar kunnen gebruikers zelf de straat, het bedrijf of de wijk op aanwijzen waarover ze meer willen weten. Dan noem je het een milieu-atlas, zet je het hele zaakje op het internet en open je tot slot de poorten van de gemeentelijke milieu-archieven. Bijna achteloos vertelt Michiel Hustinx van Gemeente Nijmegen hoe hij erin is geslaagd om in twee jaar tijd te voldoen aan het Verdrag van Aarhus, dat gemeenten sinds 2005 verplicht om burgers toegang te geven to milieu-informatie. Doel, aldus de formele tekst: ‘het waarborgen van het recht van de burger en de toekomstige generaties op een milieu dat passend is voor zijn of haar gezondheid en welzijn’. Inspraak over milieubesluiten, zo kun je het ook zeggen, heeft alleen zin als burgers weten waar ze over meepraten.

 

Maar Nijmegen is een uitzondering. Op 7 juni 2007 ontving minister Cramer een onderzoeksrapport dat concludeert dat 90% van de Nederlandse overheden verzuimt lokale milieu-informatie toegankelijk te maken voor het publiek. Volgens de Aarhusgroep, een samenwerkingsverband van enkele milieu-instellingen en bedrijven, beschikt slechts 33 van de 420 onderzochte overheden over een zogeheten ‘Aarhus-register. Met behulp van zo’n lijst met op thema geordende milieudocumenten zou de burger zelf moeten kunnen grasduinen in aan bedrijven verleende milieuvergunningen, in meetgegevens over de uitstoot van milieuvreemde stoffen en in de bouw- en uitbreidingsplannen van gemeente en provincie. De grote gemeenten ontbreken in het lijstje van overheden die wél een volwaardig Aarhus-register beschikbaar stellen aan hun burgers. Die eer gaat veelal naar kleine gemeenten, zoals Noorderveld, Veghel, Tynaarlo, Heumen en Brummen.

 

Met enkele muisklikken leidt Hustinx me naar de milieuvergunning van een Nijmeegs bedrijf en opent de digitale versie van de vergunningaanvraag. Hoe het met de bodemkwaliteit staat? In no time tovert hij een bodemonderzoek op het scherm, inclusief alle meetgegevens van het milieu-laboratorium. Maar het Nijmeegse pronkstuk moet dan nog komen: ‘procedures online’. Daarmee is het mogelijk informatie op te vragen over lopende procedures, zoals de aanvraag van een bouwvergunning, en eventueel het starten van een bezwaarprocedure. Na een paar keer inzoomen op de stadsplattegrond in Google Maps, klikken we op een digitaal vlaggetje in de Hindestraat. Twee stappen later kijken we naar de bouwaanvraag en bestektekening van een geplande ‘uitbreiding begane grond met plat dak en serre’. En boven in het scherm, bijna uitnodigend: ‘Bezwaar maken?’. Per jaar drukken enkele honderden mensen op dit knopje.  Niet veel, als je bedenkt dat net zoveel mensen het systeem iedere dag bezoeken.

 

Hustinx wuift bewonderende woorden weg: ‘We zien dit niet als iets extra’s. We hebben al onze milieu-informatie op orde gebracht omdat we zélf transparant wilden zijn, niet alleen vanwege Aarhus. Wat het Nijmegen heeft gekost? Twee jaar ontwikkeltijd, met enkele tienduizenden euros subsidie van het rijk. En sinds het systeem werkt, besteedt een voorlichtingsambtenaar 4 uur per week aan het beantwoorden van digitale vragen en het onderhoud van de website. Meer niet.’

 

Terug naar de overige negen van de tien gemeenten. Wat zijn precies de Aarhus-verplichtigen waar ze nog niet aan voldoen? Nadat de Verenigde Naties al in 1998 het Verdrag van Aarhus tekenden, kwam er eerst een Europese richtlijn, werden vervolgens de Wet milieubeheer en de Wet openbaarheid van bestuur aangepast en kwam daarna – op 14 februari 2005 - de Nederlandse ‘Wet uitvoering verdrag van Aarhus’. Die wet verplicht gemeenten om alle milieu-informatie die vanaf 14 februari 2003 is geproduceerd te ordenen en uit eigen beweging openbaar te maken voor burgers, bij voorkeur via het internet. De definitie van milieu-informatie is breed: het gaat niet alleen over de kwaliteit van ‘lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden’, maar ook om factoren die het milieu kunnen aantasten, zoals ‘energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu’. Ook de gezondheid, de veiligheid en de levensomstandigheden van de mens vallen er onder. Gemeenten moeten die informatie binnen vier weken kosteloos verstrekken, in een voor de burger begrijpelijke taal. Maar de wet is niet dwingend over het tempo van openbaarmaking - ‘milieu-informatie moet in toenemende mate openbaar worden gemaakt’ - en kent geen sancties.

 

Een van de auteurs van de eerdergenoemde inventarisatie, Karin de Boom van MOOI Informatiebeheer, vindt dan ook dat het rijk wel wat meer met de vuist op tafel zou mogen slaan. Want geen werk maken van Aarhus blijkt nu wel erg aantrekkelijk. En aan smoesjes geen gebrek. Volgens een ambtenaar van gemeente Ameland ‘leeft dit onderwerp niet bij de burgers en bij de gemeenteraad’, zo valt te lezen in rapport van MOOI, en volgens collega’s uit Alphen-Chaam en Roosendaal ‘hebben burgers geen behoefte aan milieu-informatie’. En wat te denken van Bladel (‘we hebben er geen zin in’) of Aalburg (‘we bepalen ons eigen tempo, we laten ons niet dwingen door hogere overheden’)? Maar sommige kleine gemeenten kunnen het gewoon niet aan, zoals Boarnsterhim, Scherpenzeel en Dongen. Die worstelen met hun interne informatiehuishouding, hebben geen eigen ICT-afdeling of onvoldoende ICT-budget. Maar de grote gemeenten dan? Die blijken op hun eigen manier tóch aan de Aarhus-verplichtingen te voldoen: niet naar de letter, maar naar de geest. Want naast de 33 gemeenten met een volwaardig Aarhus-register zijn er 78 die ‘veel milieu-informatie ontsluiten’, waaronder de vier grote steden.

 

Goed, de ontsluiting van milieu-informatie lijkt in een stuk of honderd gemeenten dus heel behoorlijk geregeld. Althans, op papier. Maar dat strookt niet me de ervaringen van het Engelse bedrijf Landmark, dat sinds anderhalf jaar in Nederland geld probeert te verdienen met onder andere openbare milieu-informatie. Dat doet het door milieu-gegevens van gemeenten en provincies in één rapportje samen te voegen en dat te verkopen aan makelaars, samen met kadastrale informatie en een onafhankelijk professioneel oordeel. Zo’n ‘Milieuscan’ kost ongeveer 50 euro per perceel. In Engeland gaan er jaarlijks bijna twee miljoen over de toonbank, in Nederland nog maar enkele tienduizenden. Toen productmanager Wouter van Wijk anderhalf jaar geleden begon met het inzamelen van bodem-informatie, stuitte hij op veel verzet: ‘Veel gemeenten hadden er moeite mee hun gegevens gratis aan ons af te staan, nadat ze veel tijd en moeite hadden geïnvesteerd om het allemaal in hun eigen, vaak prijzige informatiesysteem te stoppen. Dat voelde niet goed, dat begrijp ik. Maar ook gemeenten moeten zich aan de wet houden.’

 

Met een beroep op de Wet openbaarheid bestuur heeft Landmark inmiddels van 85% van de gemeenten digitale bodeminformatie ontvangen. De rest heeft geen digitale gegevens of steggelt nog over de hoogte van de vergoeding. Maar opmerkelijk genoeg haalt Landmark al die milieugegevens niet uit de Aarhus-registers op het internet. Die zijn daarvoor niet geschikt. Want wat handig is voor de burger – doorklikken naar een bouwtekening of bodemonderzoek – is dat niet voor een grootschalig, commercieel bedrijf. Landmark wil namelijk in één keer alle milieugegevens  kunnen ophalen, niet rapport voor rapport. Volgens Van Wijk lukt dat nu nog maar bij één gemeente. Naar alle andere 442 gemeenten moet hij regelmatig terug om de laatste, nieuwe gegevens op te vragen. Dus óók naar de 33 gemeenten met een Aarhus-register en óók naar de 78 gemeenten die hun milieu-informatie op een andere manier openbaar maken.

 

Het rijk heeft destijds aangekondigd de Aarhus regelgeving na drie jaar te evalueren, in de loop van 2008. Dat belooft niet veel goeds. Want ruim 300 gemeenten beschikken nog niet over een Aarhus-register of een vergelijkbare vorm van openbare milieu-informatie. En dat bodeminformatie wel beschikbaar is voor 85% van de gemeenten, is de verdienste van een private partij. Daar hangt dus een prijskaartje aan. Tien jaar na het Verdrag van Aarhus, in een tijd dat het milieu een Nobelprijs waard is, blijft complete en kosteloze milieu-informatie voorlopig nog buiten bereik van de burger.

 

Gepubliceerd in Binnenlands Bestuur