Oom Victor, de onverzorgde Tourwinnaar

Van de honderdveertig renners die rond de eerste wereldoorlog jaarlijks startten in de Tour, deden honderd dat op eigen houtje, zonder enige steun van een merk of sponsor. Deze vergeten figuranten uit het peloton stonden destijds bekend als de "onverzorgden".In 1921 won Victor Lenaers dit vergeten klassement.

© 2004 Henk Leenaers

St. Jean-de-Maurienne, 15 juli 1922, halverwege de Col de la Croix de Fer en de Col du Télégraphe. Foeterend en schreiend kruipt een renner op zijn knieën over de grond. Het is nacht, pikkedonker en er ligt dertig centimeter sneeuw. Meter voor meter tast hij met zijn handen het wegdek af, op zoek naar de ketting van zijn fiets. Na veertig minuten hebben zijn verkleumde vingers beet, na een uur hebben ze het defect gerepareerd. Een opmerkelijk debuut in de Tour de France van 1921, in het klassement der "onverzorgden", leverde dit onverwachte klimtalent een contract op bij "Cycles Automoto". Als prof lijkt hij die prestatie nu te gaan overtreffen. Totdat hij bij binnenkomst van het Alpendorp ineens in het luchtledige trapt. Weg is zijn ketting, gebroken en verdwenen. Weg is ook zijn voorsprong, na een uur ploeteren in de sneeuw. Maar driekwartier na winnaar Firmin Lambot zal hij acht dagen later Parijs bereiken.

*

Vanaf de eerste Tour in 1903 was commercie een belangrijk motief voor ronde-organisator L'Auto-Vélo. De aandeelhouders van dit blad, door concurrent Le Vélo wegens plagiaat gedwongen van naam te veranderen in L'Auto, waren autoconstructeurs, rijwielfabrikanten en bandenfirma's. Met een spectaculaire oplagestijging van 20.000 naar 65.000 in het eerste Tourjaar schoot het rendement op hun publiciteitsuitgaven omhoog. Fietsconstructeurs als Peugeot en Alcyon en bandenfabrikanten als Dunlop wilden ook een graantje meepikken van deze nieuwe publiciteitsmachine. Ze sloten een gentlemensdeal met oud-renner Henri Desgrange, oppermachtig in zijn dubbelrol als hoofdredacteur van L'Auto en directeur van de Tour: in ruil voor ruimhartige aanprijzingen van hun producten in de redactionele sportkolommen, kochten de merken royaal bemeten advertenties in.

Deze afspraak bracht Desgrange in een moeilijke positie. Het streven van de merkenploegen om de koers te controleren stond haaks op de wens van de sportliefhebber om een strijd te zien vol verrassingen, tegenslag en heldendom. Zodra één van de handvol ploegen zich, door een comfortabele voorsprong in het klassement, had verzekerd van een royale portie redactionele publiciteit, haakten de andere ploegen af. Zo stuurde de chef d'équipe van Alcyon zijn kansloze renners in 1907 al na twee etappes naar huis, een dag later deed de directeur van Labor hetzelfde. Tandenknarsend zag Desgrange toe hoe de ploeg van Peugeot ongehinderd naar de eindoverwinning kon rijden. Het jaar daarna probeerde hij met een nieuw reglement, ten faveure van individuele renners, de macht van de fietsfabrikanten te breken. In 1909 gaf hij gedeeltelijk toe aan de commerciële druk: hij stond georganiseerde merkenploegen toe in de Tour. Vanaf dat jaar waren er twee categorieën in het peloton: de "groupés" van fabrieksrenners met een contract en de "isolés" of "afzonderlijken", renners zonder contract die leefden van premies en bonussen.

Ondanks de aanwezigheid van georganiseerde ploegen bleef de Tourbaas streven naar zijn ideaalbeeld, een strijd van het Individu tegen het Noodlot. Hij handhaafde het het systeem van "gelode" fietsen - om te controleren of een renner onderweg geen kapotte onderdelen verwisselde voorzag de Tourdirectie al die onderdelen van loodzegels - in zijn poging iedere vorm van hulp tussen renners uit te bannen. Maar ook al was zelfs het uitlenen van een pomp verboden, Desgrange kon onmogelijk voorkomen dat ploegmaten elkaar uit de wind hielden.

Door lange etappes, de barre staat van het wegdek en de slechte voeding bereikte destijds maar eenderde van de renners Parijs. Wat als het peloton van Desgrange alleen had bestaan uit "gegroepeerde" renners? Met een handvol uitgeputte renners had hij in het Prinsenpark nooit de massasprint kunnen ensceneren waarvoor tienduizenden toeschouwers waren toegestroomd. Net als het slagveld vol strijders waarop Spartacus kon schitteren, maakt een groot en jagend peloton van een Tourwinnaar pas een wielerheld. Massa's sukkelaars die naast de profs wilden figureren vond Desgrange in België. Dat land was in opkomst als derde fietsnatie naast Frankrijk en Italië - in 1908 werd de eerste Luik-Bastenaken-Luik verreden - en barstte van de gelukzoekers die bereid waren te ploeteren voor Tourhelden als Faber en Petit-Breton. Landarbeiders die gewend waren na een werkdag van 15 uur met één franc te worden afgescheept droomden ervan, net als hun succesvolle landgenoot Cyrille Van Hauwaert, een dikbetaald profcontract in de wacht te slepen. In dienst van Alcyon koerste die een ministerssalaris bij elkaar. Een dagvergoeding van een handvol francs per dag was genoeg om een heel peloton te vullen met "onverzorgde" dromers.

*

Bladerend door een fotoboek over wielerklassiekers valt mijn oog op een poster van de ploeg "Cycles Automoto" uit de jaren twintig. Drie groepjes van drie pasfoto's vormen samen een klaverblad met de tekst "nos coureurs" in het centrum. De meeste renners hebben hun haar met brillantine achterover gekamd, zoals de mode uit die tijd voorschreef. Met een haarscheiding in het midden zien de toenmalige vedetten Hector Heusghem en Honoré Barthélemy er net iets beter gesoigneerd uit. Eén renner valt uit de toon: hij draagt een pet. Zijn naam is Victor Lenaers.

*

Als Victor Lenaers in 1914, op 21-jarige leeftijd, naar Fort Lantin vertrekt om in het Luikse te vechten tegen de Duitsers, lijkt een prille wielercarrière ten einde. Nog geen half jaar is hij lid van Vélo Club Tongrois of hij wordt als 16-jarige al clubkampioen. Tussen 1910 en 1913 wint hij vrijwel iedere koers waaraan hij deelneemt, al kan hij niet sprinten. Op zoek naar meer tegenstand stapt hij in 1913 over naar de onafhankelijken om al na enkele overwinningen in het Tongerse zijn koerstrui te moeten inruilen voor een wapenrok. Al luidt zijn bijnaam "Caporal", naar een verre voorouder die diende in Napoleons leger, in het soldatenvak blinkt hij niet uit. Lantin is het eerste fort dat valt en hij wordt als krijgsgevangene naar Duitsland overgebracht. Pas vier jaar later, in 1918, keert hij ziek en vermoeid terug naar Tongeren. Toch zit hij al snel weer op de koersfiets en in 1921 rijdt hij als prof mee voor de prijzen: hij eindigt als zevende in Luik-Bastenaken-Luik, als zesde in Parijs-Brussel en als tweede in Parijs-Lyon. Op 26 juni 1921 meldt hij zich om twee uur 's-ochtends met 122 renners op Place de la Concorde, in de hoop flink wat franken bij elkaar te fietsen in de Tour de France.

Pas vanaf de vijfde étappe ontvingen alle "afzonderlijken" een dagvergoeding van 15 francs; een dagzege leverde 100 francs op - slechts een kwart van wat een "gegroepeerde" etappewinnaar opstreek. Maar veel groter nog dan het verschil in beloning was het verschil in reglementen tussen Catégorie A en Catégorie B. Hoewel het in beide klassementen verboden was om gedurende de ronde van fiets te wisselen, of - tot 1921 - zelfs maar een onderdeel te vervangen, profiteerden de "gegroepeerden" onderweg wel van de technische steun van hun sponsors. De "afzonderlijken", daarentegen, moesten zich helemaal zelf zien te redden: materiaal kopen, hotels regelen, ravitaillement klaarmaken, defecte fietsen repareren en medische hulp zoeken. Desgrange ging zelfs zo ver om in de reglementen een hotel met gegroepeerde wielergasten tot verboden terrein te verklaren voor geïsoleerde renners. Het verhaal gaat dat Tongeren geld inzamelde voor Victor Lenaers. 'Opdat onze held zich nu en dan ook, zoals de andere renners, een flesch champagne zou kunnen betalen', schrijft het Algemeen Belang op 17 juli 1921. Met nog vier etappes tot Parijs staat de Tongenaar dan tweede in zijn categorie.

Vol medelijden is vaak het verhaal verteld van Tourwinnaar Léon Scieur die in 1921, tot bloedens toe en met een blijvend litteken als gevolg, 300 kilometer met een verbogen achterwiel op zijn rug naar de finish reed. Vergeten wordt dan dat hij, als ploeglid van La Sportive, wél kon beschikken over een nieuw achterwiel uit de volgwagen, terwijl zijn "onverzorgde" concurrenten zelf op zoek moesten naar nieuwe onderdelen. Tweedeklasser Victor Lenaers herinnert zich nog hoe hij in datzelfde Tourjaar onderweg zijn linkerpedaal brak. Een passerende wedstrijdcommissaris betrapte hem toen hij een nieuw exemplaar aannam van een toeschouwer die dat reserve-onderdeel bij de dichtsbijzijnde fietsenmaker had opgehaald. De commissaris kende geen pardon: 'Na mij alle rampen van Egypte te hebben beloofd, mocht ik dat vervangstuk zelf gaan halen', vertelt Lenaers in 1957 aan Jan Cornand, 'rijdend op één been moest ik naar de vélomaker.' De paria's van het peloton kregen overduidelijk geen kans om te winnen.

*

Het blad Sportwereld, dat de voorpagina van 25 juli 1921 opent met een verslag van de aankomst in Parijs ('Onze twee nationale rassen hebben elk hunnen overwinnaar'); Victor's sponsor en fietsenfabrikant Delage die een brochure uitgeeft met foto's van zijn succesvolle wielerploeg; de Arbeiderspers zelfs, die ter ere van 85 jaar Tour de France een Opzoekboekje uitgeeft met alle Tour-uitslagen: allemaal spellen ze Victor's achternaam als de mijne: Leenaers. Zou deze held een familielid zijn? Zelfs als hij - één "e" minder - toch Lenaers zou blijken te heten is die kans reeël: in mijn familie kwam het al eerder voor dat broers met verschillende namen door het leven gingen - de een heette Lenaers, de ander Leenaers. En hoever is Lanaije, het geboortedorp van mijn betovergrootvader, nou helemaal verwijderd van Vliermael, waar die Victors' voorouders het levenslicht zagen? Een kwartiertje koersen, hooguit.

*

26 juni 1921. Met nummer 139 vertrekt Victor Lenaers in de vroege ochtend uit Parijs om de 388 kilometer naar Le Havre af te leggen. Van de 123 deelnemers behoort een grote meerderheid tot de categorie der "onverzorgden" - herkenbaar aan nummers vanaf 100. Net als zijn landgenoten Camille Leroy, Felix Sellier, Joseph Muller en Joseph Normand rijdt Victor Lenaers weliswaar met een trui van het merk Delage, maar omdat ze niet onder contract staan bij die fietsenfabrikant starten ze toch als "geïsoleerden". In deze tweede klasse gaat de strijd om de eindoverwinning uiteindelijk tussen Victor Lenaers en zijn landgenoot Léon Despontin, die - hoewel ook "onverzorgd" - een trui draagt van La Sportive, de grootste merkenploeg.

Het is niet de lengte van die eerste etappe die Lenaers' materiaal op de proef stelt, maar het gestuiter over de granaatputten en bomkraters in het door de Eerste Wereldoorlog geteisterde wegdek. 'Een echt bandenkerkhof was het', herinnert Lenaers zich vijfendertig jaar later. Vijf bandbreuken doen hem een uur na de winnaar finishen; twintig renners gaven die eerste dag al op. Met een gemiddelde lengte van 360 kilometer per etappe en een snelheid van rond de 25 kilometer per uur, waren de renners destijds al gauw een uur of 16 onderweg. Vertrokken ze meestal om twee uur 's-ochtends, voor de 482 kilometer lange vijfde étappe van Les Sables naar Bayonne bestegen ze al om tien uur 's-avonds het koerspaard. 'Als ge te Bayonne bij de eersten waart, betekende zulks dat ge de andere dag tegen zes uur de taak achter de rug had. Dat waren andere koeken dan nu, hè?' Naast materiaal en banden leed ook menig zitvlak onder de barre banen in Noord-Frankrijk, sinds het wapengekletter tussen 1914 en 1918 bekend als "De Hel van het Noorden". Lenaers: 'Het gebeurde niet zelden dat het eetmaal rechtstaand genomen werd, omdat zitten een marteling was. Ge had natuurlijk een dagje om te rusten, maar was het zitvlak dan nog niet in orde, dan kondt ge gerust naar huis treinen'. Niet dat een onverzorgde nou erg veel tijd overhield. 'Des avonds kon ik dan als nagerecht mijn tuben beginnen te repareren', aldus Lenaers.

Van de 123 renners zijn er nog maar 68 over als het peloton na 5 etappes de Pyreneeën bereikt. Lenaers heeft naar eigen zeggen nog nooit een col gezien als hij begint aan de bergrit van Luchon naar Perpignan. Derailleurs waren er nog niet in die tijd; aan de voet van een beklimming stopten de renners, om - door het achterwiel te demonteren en een halve slag te draaien - van een klein tandwiel met vrijloop aan de ene kant van de as, te "schakelen" naar een groter, vast exemplaar aan de andere kant. Een keer of tien heeft Lenaers stil moeten houden die dag, voor en na beklimmingen van de Aubisque, de Soulor, de Tourmalet, d'Aspin en de Peyresourde. Als Vlaamse kasseienvreter blijkt hij ook bergop over voldoende macht te beschikken. Tegen alle verwachtingen in bekroont hij zijn debuut in het hooggebergte met een etappe-overwinning. Na 14 uur en 15 seconden bereikt hij Perpignan als snelste tweedeklasser. 'Vanaf dat ogenblik had ik genoeg zelfvertrouwen om de rest met gerust gemoed af te wachten.'

Via Perpignan, Toulon, Nice en Grenoble bereikt het slinkende peloton in vijf etappen Genève. Slechts achtendertig renners overleven de Alpen. Ook al toont Lenaers zich "Koning van de Regelmaat" en wint hij drie bergetappes in zijn categorie, de Tour lijkt beslist. Bij de eersteklassers heeft de Belg Léon Scieur van La Sportive de gele trui na de tweede etappe niet meer afgestaan; bij de tweedeklassers leidt diens ploeggenoot Léon Despontin voor Victor Lenaers. Deze moet het hebben van lange ontsnappingen of steile beklimmingen. Met nog vier vlakke etappes tot de aankomst in Parijs lijken zijn kansen verkeken. Karel van Wijnendaele schrijft in Sportwereld over Genève-Straatsburg, nummer elf van vijftien etappes: 'Hebben ze hard gekampt? Neen. Waarom? De renners doen hun werk automatisch. Ze gaan op hun doel af, niet om eerste te zijn maar om gedaan te hebben. De liefde en de passie van den strijd bluschte in den zonnen van den Crau en de weelde hunner macht lieten ze in de Alpen en de Pyreneëen.'

*

Via wielerbeurzen en -verzamelaars kom ik niet alleen in het bezit van oude krantenknipsels en foto's, maar krijg ik ook contact met een neef en voormalig huisgenoot van Victor: Joseph Lenaers. 'Er zit muziek in dat kader, hoort ge wel?', zegt hij, als hij met een nagel tegen een roestig frame tikt, opgehangen boven een rijtje scooters. We staan in de fietswinkel die zijn oom in 1921 kocht met het in de Tour de France bijeengereden prijzengeld, in de Jekerstraat in Tongeren. Aangetast door de tijd is op een bruine, verweerde sjerp tussen twee framebuizen de tekst te lezen die Tongeren destijds op zijn kop zette: 'Victor Lenaers, Winnaar der Ronde van Frankrijk 1921'.

*

Ook Tourbaas Henri Desgrange ontgaat het niet dat het peloton uitgeblust naar Parijs fietst, maar hij wijt dit niet aan krachtenverlies in het hooggebergte maar aan het door hem zo verfoeide ploegenspel: hij vermoedt dat Despontin, leider bij de 'isolés', wordt geholpen door de 'groupés' van La Sportive. Met een onorthodoxe maatregel maakt hij daar resoluut een einde aan. De Tourbaas, bekend om zijn voortdurende aanpassingen van het reglement, haalt de anonieme tweedeklassers voor één keer uit de figurantenrol door ze twee uur eerder uit Straatsburg te laten vertrekken. Ze stijgen boven zichzelf uit, herinnert Lenaers zich triomfantelijk, en met een uitzonderlijke hoog gemiddelde van 30 kilometer in het uur weten hun voorsprong zelfs nog verder te vergroten: 'We lapten de azen er een half uur bij aan het been!' En omdat Léon Despontin zonder hulp 'naar het verre achterplan verdween', aldus zijn concurrent Lenaers, nam deze de leiding over na in de sprint te zijn geklopt door een andere landgenoot, Félix Sellier. Toen de "gegroepeerden" de volgende dag hoorden dat zíj deze keer twee uur eerder moesten vertrekken, dreigden ze met een staking. 'Omdat ze verdorie heel goed wisten dat ze ingelopen zouden worden!', aldus Victor Lenaers.

De spanning keert terug in de koers als Lenaers in de etappe Metz-Duinkerken 20 kilometer voor de finish lek rijdt, waarop alle mannen van La Sportive als sprinters wegvluchten. Despontin laat zich op sleeptouw nemen door Scieur, Heusghem en Mottiat en verkleint zo de achterstand op zijn concurrent met zes minuten. Op de rustdag in Duinkerken haalt hij nog een kwartier af van de resterende 24 minuten achterstand door met succes bij de wedstrijdleiding te klagen. Lenaers zou onderweg hulp hebben gekregen bij het herstel van een bandbreuk. Lenaers over dit voorval, kort na het wisselen van de band: 'Om mij niet meer te mispakken gooide ik de slechte tube eenvoudig weg. Leo Coninckx [een kennis uit Tongeren, HL] kwam zo rap als de wind uit zijn wagen om de tube te gaan oprapen, want die wist niet goed wat er eigenlijk gebeurde.Twee officiëlen waren echter op mijn hielen en begonnen te tieren en te schreeuwen en te dreigen over ingerichte dienst. Ik heb Leo schoon moeten vragen recht naar Duinkerken te rijden.'

Met een kleine negen minuten voorsprong, net genoeg om één band te wisselen, vertrekt Lenaers naar Parijs. Met een sukkelgangetje van gemiddeld 22 kilometer per uur tergt het peloton Desgrange nog één keer, aldus het verslag in Sportwereld. 'De renners loopen naar het einde zonder vuur in den strijd te steken en verachteren gedurig op het voorspelde uur.' Nadat Lenaers Despontin op de meet met een lengte heeft geklopt rijdt hij, ná Léon Scieur - winnaar bij de "gegroepeerden", in het Parc des Princes zijn ereronde. 'Ik kwam naar huis met ongeveer twintigduizend goeie [Belgische, HL] francs op zak en ik was de koning te rijk, ge kunt dat peinzen!'

*

De stamboom van Victor Lenaers wordt bevolkt door schoenmakers en molenaars, die van mij door bierbrouwers en jeneverstokers. Hoewel het voor de hand ligt dat we een boer of graanhandelaar als gezamenlijke voorouder hebben, geeft het archief van Hasselt het bewijsmateriaal daarvoor niet prijs. Tot zeven generaties terug heeft mijn vader vergeefs zitten spitten in geboorte-, doop-, huwelijks- en overlijdensaktes. De namen Leenaers, Lenaers en Lenaerts komen zoveel voor, concludeert hij voorlopig, dat de samensmelting van takken wel eens vóór het begin van de kerkregisters kan liggen, in het midden van de zestiende eeuw. Net als Victor destijds op zijn knieën in de sneeuw, zoek ik verder, op ruilbeurzen en in archieven, naar de ontbrekende schakel.

Gepubliceerd in De Muur