Met de rug naar de koers

Niet alleen journalisten, historici en oud-renners schrijven over de wielersport, een enkele keer waagt ook een heuse schrijver zich aan dit genre. Eén van hen is de Italiaan Dino Buzzati. Bekendgeworden als romanschrijver in de jaren dertig, werd hij eerst oorlogscorrespondent en later kunstcriticus bij Corriere della Sera. In 1949 versloeg hij voor die krant het gevecht tussen Bartali en Coppi in de Ronde van Italië.

© 2005 Henk Leenaers

Als in de elfde etappe het langverwachte duel tussen de held in zijn nadagen, Gino Bartali, en het ontluikende talent, Fausto Coppi, dan eindelijk begint is het na één lastige Dolomietenrit al weer voorbij. Terwijl Bartali na een afdaling een banaantje pelt, gaat Coppi er vandoor, samen met de drager van de roze trui. Tijdens de beklimming van de Pordoi lost hij zijn medevluchters; op de top ligt hij al vijfeneenhalve minuut voor op Bartali. Met gemak bouwt hij die voorsprong nog verder uit: na solo-beklimmingen van de Passo di Campolongo en de Passo Gardena finisht Coppi acht minuten voor Bartali in Bolzano - in het klassement zijn het er al tien. Knock-out in de eerste ronde.

Eerlijk bekent Buzatti in het tweede van zijn vijfentwintig delen tellende verslag dat 'de man die op dit ogenblik de kroniek van de Ronde van Italië schrijft nog nooit een wielerwedstrijd op de weg heeft gezien'. Had hij daarom helemaal geen oog voor het koersverloop, vroeg ik me honderdvijftig bladzijden lang af, of werd het gevecht tussen Bartali en Coppi inderdaad beslist met één welgemikte opstoot in de Dolomieten? Hoe het ook zij, zelfs met zijn rug naar de koers weet Buzatti de lezer probleemloos te boeien.

Als Dino Buzatti op een tribune in Sicilië weer eens om zich heen zit te kijken, ziet hij niet alleen 'Giuseppe Ambrosini, de onverbiddelijke ronde-baas die met een vuurrode kop bij zijn auto staat en driftig met een rode vlag zwaait', maar in zijn fantasie ook 'een stokoude, jichtige olijfboom, helemaal verwrongen', die zich tegen een jongere soortgenoot beklaagt over de ijdelheid der renners. Buzatti's brein laat zelfs de Etna even aan het woord: '(…) Ik voel ze over mijn ledematen gaan, ze rijden bovenop me, het lijken wel razendsnelle mieren. Maar ik zie er niks van.'

Bartali mag in 1949 dan kansloos ten onder gaan tegen een oppermachtige Coppi, Buzatti beschrijft met smaak hoe hij tijdens de Ronde nog als held wordt gevolgd en vereerd door zijn supporters. Terwijl de wielerploegen vrolijk aan grote tafels ontbijten, draagt een persoonlijk soigneur steels een presenteerblad met soepterrine door de hal. 'Het eten van Bartali! Er gaat een huivering door de kleine menigte die er 's morgens al heel vroeg heeft postgevat, en de mensen leven weer op. Razendsnel verspreidt zich het grote nieuws.'

Als Buzatti al verhaalt over de koers dan gaat het niet over de feiten van de wedstrijd. Ontsnappingen, tussensprints en rugnummers zijn slechts voetnoten in een door de schrijver gecomponeerde, grootse geschiedenis met hoofdrollen voor soldaten, ridders, gekken, slaven en monniken. De dag voor de 'beslissende' Alpenetappe, met beklimmingen van onder andere de Izoard en de Sestriere, waarschuwt hij vergeefs de held van zijn verhaal: 'Pas op, Bartali. Het publiek staat al te dringen bij de ingang van het gerechtshof. De beroemdste advocaten hebben hun statige toga's aangetrokken, de meeslepende pleidooien zijn tot in de puntjes afgewerkt. De rechters, dat wil zeggen de bergen, zitten al klaar, en hun aanblik alleen al is angstaanjagend.'

Vakkundig vermengt Buzatti feit en fictie in zijn anti-verslag van de Giro van 1949 en brengt zo een doodsaaie Ronde van Italië tot leven.

Fragment:

'Laat me er toch even door!'smeekt hij met een zwak stemmetje. Maar het is al nacht. Hoeveel uren zijn er voorbijgegaan sinds de eersten aankwamen? Hoeveel dagen? Of maanden? Duistere nacht, met de weerschijn van het licht uit de cafés op de menigte. En steeds weer nieuwe drommen mensen, een dreigende zwarte lavastroom, onheilspellend, vijandig. 'Waar is het stadion?'vraagt hij. 'Welk stadion?' antwoorden ze. 'Dat van de Ronde van Italië.' 'Ah, de Ronde van Italië… dat waren nog eens tijden!'en medelijdend schudden ze hun hoofd. Geen uren, geen dagen of maanden: hele jaren zijn er dus al voorbijgegaan sinds de eersten aankwamen. En hij is alleen. En het is koud. En zijn verloofde is met een ander op stap; of ze is al getrouwd. 'Waar is het stadion?' vraagt hij smekend. 'Stadion?' antwoorden ze, 'Ronde van Italië? Wat bedoel je?'

'De Ronde van Italië', Dino Buzatti, 1983, Veen Uitgevers, 182 p., ISBN 90 204 2499 8.


Gepubliceerd in Fiets