Meestertacticus?

Niet alleen oud-renners, journalisten en geschiedkundigen schrijven over wielersport, een enkele keer waagt een romanschrijver zich aan dit genre. 'Temidden der kampioenen' door Joris van den Berghlaat zich lezen als de biografie van vijfvoudig wereldkampioen Piet Moeskops.

© 2004 Henk Leenaers

Van kippenboer tot wielerkampioen, zo zou je het leven van Piet Moeskops kunnen samenvatten. Vanaf het moment dat deze hoekige Hagenaar in 1913, met een zak kippen om zijn schouder, op de Scheveningse wielerbaan verschijnt weet hij het zeker: hier, op deze baan zal hij slagen. 'Hij woelde en droomde er niet van', schrijft Joris van den Bergh in 1929 over zijn idool, 'het was voor hem een uitgemaakte zaak; een rustige zekerheid.' Tussen 1921 en 1926 wordt de 100 kilo zware en 187 centimeter lange 'Big Pete' vijf keer wereldkampioen spinten op de baan. Na een slepend incident met de wielerbond in 1927 mist hij daarna twee WK's, eerst vanwege geelzucht later vanwege een blinde darmontsteking, en raakt zijn carrière in het slop.

Zevenentien jaar lang, van zijn eerste wedstrijd tot zijn teleurstellende tweede plaats op het WK van 1930, volgt Van den Bergh Piet Moeskops op de voet: als vriend, als coach, als zaakwaarnemer en als reisgenoot. Hoe nauw de band is tussen beide hoofdpersonen blijkt als Piet Moeskops de avond voor een belangrijke wedstrijd de slaap niet kan vatten. Hij klopt aan bij Van den Bergh - die altijd in hetzelfde hotel verbleef - en samen praten ze de nachtelijke uren weg. Of Van den Bergh de volgende ochtend nog wel met voldoende afstand zijn werk als sportverslaggever kon doen, is zeer de vraag. Zeker is dat de lange gesprekken tussen deze twee kleffe mannen even lezenswaardige als leerzame beschouwingen hebben opgeleverd over vele uithoeken van de wielersport: over het verband tussen baanverharding en banddruk (in die tijd reden renners niet alleen op banen van hout en beton, maar ook op grasbanen, zoals in Nijmegen en Deventer), over het pletten van spaken (Poulain verminderde zo weliswaar de luchtweerstand maar verloor toch van Schilles omdat zijn wielen 'zwiepten') en over de juiste afstand tussen in houten velgen geboorde nippelgaten.

Wie denkt dat sprinten een kwestie van hard doortrappen is kan veel leren van de analyses die Moeskops maakt door zijn tegenstanders eindeloos te observeren. Van de Australiër Spears, de-man-van-de-gelanceerde-spurt, weet de tacticus uit Nederland daardoor net ze makkelijk te winnen als van de Fransman Sergent, die-aanzet-en-afstopt-aanzet-en-afstopt, en de Zwitser Kaufman, de-eenzijdige-wiens-gebrek-aan-algemeenheid-hem-een-lange-spurt-oplegt. Meester Moeskops: 'Je moet een tegenstander aanvallen op het moment waarop hij zijn grootste snelheid ontwikkelt of waarop hij zich het sterkst voelt. Als je hem eerder aanvalt, komt hij 'terug' en gaat hij tot de aanval over. 't Is een kwestie van moreel. Je moet zijn 'moreel' in de war trappen.'

Totdat Tim Krabbé 'De Renner' schreef stond 'Temidden der Kampioenen' volgens velen op eenzame hoogte in de Nederlandse wielerliteratuur. Toch is het boek niet helemaal onomstreden, zoals vorig jaar in het jubileumboek van de KNWU uit de doeken werd gedaan. Twee sprinters die Moeskops als chef d'équipe op een WK meemaakten herinneren zich hem als een tactisch onbenul ('de kop nemen en zo hard mogelijk naar huis'), aldus auteur Fred van Slogteren, en anderen kennen Van den Bergh eerder als kamergeleerde dan als verslaggever. 'Temidden der kampioenen' is helemaal geen biografie van Moeskops, zo zou je kunnen concluderen, maar een psychologische roman - ontsproten aan de fantasie van zijn grootste fan.

Fragment:

'Je kunt een spier ontwikkelen door oefening. Je laat haar veel werken en onderhoudt haar goed en dan wordt zij vanzelf sterk. Dat is doodeenvoudig. Maar een spier die alleen langs die weg is sterk geworden, is een 'domme' spier, zegt Moeskops. Nu kan je ook een spier versterken door middel van je 'gedachten', zegt hij, door met je hersens bij die spier te zijn. De meeste mensen weten niet wat de hersen-bijstand voor de sportman betekent. De meeste sportlui, althans het gros der renners, weet er ook niets van. Het is maar een dood-enkele die de zaak voelt. Ze lachen er om en kijken je net aan alsof je uit Merenberg bent gelopen.

Maar ik zeg je, wanneer je een spier hebt versterkt door er aan te denken, door er met je hersens bij te zijn, dan is dat een heel ander ding dan die andere sterke spier, die 'domme' spier. Dan is dat een levendige, gevoelige, snel reagerende spier, dan is dat een spier met gevoel en begrip.'

'Temidden der kampioenen', Joris van den Bergh, eerste druk 1929, 244 p.


Gepubliceerd in Fiets