Zonder tenen en zonder fiets

De spaarzame zwartwitfoto's uit de begintijd van de Tour de France zijn nu aangevuld met prachtige kleurenbeelden. In de strip De Teenloze Adelaar reist Christian Lacroix als tekenende 'cameraman' mee met zijn fictieve hoofdpersoon. Die gaat niet alleen de strijd aan met grote namen als Petit-Breton en Faber, maar vooral ook met zichzelf.

© 2006 Henk Leenaers

Dit realistisch getekende stripverhaal begint in 1907, als we de hoofdpersoon Amédée Fario met enkele maten zien zwoegen op de okergele hellingen van de Pic-du-Midi. Boven op deze onbegaanbare Pyreneeëntop wordt een sterrenobservatorium aangelegd. Bij gebrek aan verharde wegen wordt het bouwmateriaal niet in vrachtwagens naar boven vervoerd, maar omhoog gedragen in houten kisten van driehonderd kilo per stuk. Als lid van het veertiende artilleriebataljon is Fario een van de dragers. Als hij in gesprek raakt met zijn opdrachtgever, de astronoom Camille Peyroulet, vraagt deze hem om de volgende keer ook een exemplaar van het sportblad l'Auto mee naar boven te brengen. Zo raakt ook Fario in de ban van de wielersport.

Grijs en grauw zijn de tekeningen uit de koers, de rennerskoppen even verbeten als ongeschoren. Met reservetubes om hun nek en stofbrillen op het voorhoofd ploegen deze vooroorlogse coureurs voort over onverharde en onverlichte wegen op hun armzalige karretjes, nog zonder derailleurs of velgremmen. Om na een etappe van vijfhonderd kilometer bij daglicht te kunnen finishen, startte men destijds midden in de nacht. Geen wonder dat menig renner probeerde een stuk van de route af te snijden. Maar dat de renners daarom tijdens geheime controles als vee werden gemerkt is geen maatregel uit een andere eeuw, maar uit een ander tijdperk: de Middeleeuwen.

Als Fario kort na de tweede Tour-overwinning van Petit-Breton afzwaait, neemt hij zich voor ooit als coureur mee te rijden in La Grande Boucle. Hij trekt in bij zijn grootmoeder, aan de voet van de Pic-du-Midi, en spaart een racefiets bij elkaar met dagelijkse voettochten à 8 francs per dag, waarmee hij de astronomen op 2877 meter hoogte van eten en drinken voorziet. Om zijn spaartempo op te voeren neemt hij grote risico's door ook bij hevige sneeuwval alleen op pad te gaan. Nadat hij op Kerstavond een diner met champagne heeft afgeleverd, neemt hij een fatale beslissing: hij keert direct terug naar het dal om zijn grootmoeder gezelschap te houden. Hij valt, raakt onderkoeld tijdens een ijskoude nacht in een berghut en moet al zijn bevroren tenen laten amputeren.

Tegen die tijd heeft auteur zijn lezers waar hij ze hebben wil: in een staat van ongeloof. Want zonder tenen en zonder fiets lijkt het uitgesloten dat de hoofdpersoon ooit zijn gedroomde triomfen zal vieren in het peloton. Maar nadat dezelfde sterrenkijker die Fario aan het fietsen bracht van zijn berg is afgedaald om een houten prothese voor hem te maken, begint de held van het boek aan zijn teenloze opmars. Zijn klimtalent bezorgt hem in de Tour van 1913 de bijnaam 'adelaar van Esponne', maar door een val en een gebroken vork verspeelt hij zijn kansen op de overwinning. Als hij het jaar daarop aanvalt op de Tourmalet laat hij met gemak wielergrootheden als Egg, Pélissier, Lapize en Lambot achter zich. De heerschappij van de teenloze adelaar lijkt begonnen, maar toch eindigt het verhaal op de laatste pagina's nog even onverwacht als abrupt.

In dit prachtig uitgegeven boek vertelt Lax niet alleen een spannend wielerverhaal, hij geeft ook kleur aan het wielertijdperk van voor de eerste wereldoorlog.

De Teenloze Adelaar, Christian Lax. Dupuis, Vrije Vlucht, 78 p. ISBN 90-314-2711-X.


Gepubliceerd in Fiets