Wielersprookje

Menig vijftigplusser zal zich herinneren hoe radioreporter Jan Cottaar Wim van Est en Woutje Wagtmans naar de finish schreeuwde. In zijn wielersprookje "De troostprijs is een gele trui" laat de man die het cliché niet schuwt de alterego's van Bartali en Coppi duelleren om een vrouw.

© 2005 Henk Leenaers

Net als Theo Koomen in de jaren tachtig en Mart Smeets vandaag de dag, was Jan Cottaar tussen 1948 en 1958 de stem van de Tour. En zoals zo vaak met de taal van bevlogen sprekers, is die vooral bedoeld om naar te luisteren, niet om te lezen. Zo hebben met bravoure uitgesproken volzinnen op papier de neiging ineen te krimpen tot een onooglijke woordenbrij. Lees een letterlijk uitgetikt interview met Johan Cruijff, en je weet precies wat ik bedoel. Maar toch is dat niet wat wringt in dit boek. Vergeleken met de taal van onze nationale voetbalgrootmeester is die van Jan Cottaar namelijk van een weldadige eenvoud. De zinnen lopen lekker door en het verhaal wordt keurig chronologisch verteld. Desalniettemin vraag je je af waarom dit fictieve boek over Coppi en Bartali tot de klassiekers in de wielerliteratuur wordt gerekend. Want je moet tot pagina 120 wachten voordat er wordt gekoerst. De plot is zo voorspelbaar als een Touroverwinning van Armstrong. En de jaren vijftig-sfeer die doet denken aan "De Avonden" van Gerard Reve, is af en toe knap benauwend. Om maar niet te spreken over de wel heel nadrukkelijk aanwezige moraal in dit verhaal: de oneerlijke strijd tussen een arme vissersjongen en een rijke notariszoon. Waarom heb ik deze zwarte beertjes pocket dan toch in één ruk uitgelezen? Waarschijnlijk om dezelfde reden als waarom je een goed sprookje, ook al staat het boordevol cliché's en zie je de afloop al op kilometers voor de finish aankomen, pas met een gerust hart kunt dichtslaan als iedereen nog lang en gelukkig voortleeft. Zo'n boek is het, en het lezen ervan geeft dezelfde rust en voldoening als bladeren door een doos zwartwit-kiekjes uit je jeugd of kijken naar schokkerige Polygoon-journaalbeelden. Het verhaal in een notendop:

Er was in Italië eens een arme vissersjongen, die in de macaronifabriek moest gaan werken nadat zijn moeder invalide was geworden. Op een dag, terwijl hij naar de fabriek liep, passeerde een goede graaf met zijn koets de jongen en nam hem prompt in dienst. Als trouwe knecht redde de jongen de dochter van de graaf van een aanval door een dolle hond. Als beloning kreeg hij een fonkelnieuwe racefiets. Zijn droom kwam uit en vanaf dat moment won hij koers na koers. Enkele jaren daarvoor verkocht een notariszoon zijn postzegelverzameling om heimelijk een racefiets te kunnen kopen. Omdat zijn vader wilde dat hij veel studeerde om hem later op te volgen, moest hij stiekem trainen. Eénmaal werd hij betrapt, waarna zijn vader hem dwong zijn eigen fiets met een bijl te slopen. Toch zette het rijkeluiskind door en werd een gevierd renner, het grote voorbeeld van de arme vissersjongen. Als de inmiddels beroemde notariszoon de goede graaf bezoekt en diens dochter ontmoet, is het liefde op het eerste gezicht. De vissersjongen, heimelijk verliefd op dezelfde vrouw - die hij eens redde van de hondsdolheid - besluit voor zijn liefde te vechten. Op de fiets.

Wie wil weten hoe het afloopt, heeft aan de titel net niet genoeg. Surf dus snel naar http://members.home.nl/harriecyclingbooks/, want daar is vast nog wel een exemplaar uit de oude doos te vinden.

Fragment:

"En toen was het begonnen, hard tegen hard en onverbiddelijk. 'Om de hoogste kroon van het internationale wielerleven,'schreven de bladen. 'Om Lia Farucci,' hamerde het door Alfredo's hoofd als een refrein dat hij maar niet kwijt kon raken. Maar het zweepte hem op tot een passie, die hem een zeldzame kracht verleende. En wat hem in het eerste jaar niet was gelukt en ook in het tweede nog niet op een uitgesproken wijze, presteerde hij in het derde. Alfredo Bianco won Milaan-San Remo en Parijs-Roubaix, beide keren met Del Monte onder zijn verslagen tegenstanders. Een paar maanden later, na wisselende successen van beide matadoren, reed Del Monte een Ronde van Italië, zoals hij dat in zijn beste jaren had gedaan: vol zelfvertrouwen en met een tactisch meesterschap, dat ieders bewondering wekte. Maar Alfredo bleef op nauwelijks een minuut achterstand steeds in tweede positie achter zijn rivaal zitten en toen de zwaar gehavende karavaan de Alpen introk, sloeg hij zijn slag."

De troostprijs is een gele trui, Jan Cottaar. Zwarte Beertjes nr. 588. A.W. Bruna & Zoon, Utrecht, 1962, 192 p.


Gepubliceerd in Fiets