Vlekken deppen

Ooit werd bodemverontreiniging gezien als een klein vuiltje, binnen enkele jaren op te ruimen. Inmiddels heeft het Ministerie van VROM meer dan een half miljoen vieze plekken opgespoord en schat het de schoonmaakkosten op achttien miljard euro. Moet de bodem wel helemaal spic en span?

© 2006 Henk Leenaers

Vijfentwintig jaar geleden was Lekkerkerk even wereldnieuws. Mannen in maanpakken kwamen opdraven om vaten chemisch afval weg te graven onder de nieuwbouwwoningen in het dorp langs de Lek. Het rijk toonde zich slagvaardig: het stelde strenge normen op en nam zich voor bodem en grondwater binnen één generatie helemaal schoon te maken. Tot de laatste korrel zou Nederland alle vieze plekken afgraven; volgens een snelle inventarisatie waren dat er zo'n tweeduizend. Maar eind 2004 liet het milieuministerie de Tweede Kamer weten dat de voorraad vieze plekken was uitgegroeid tot 600.000. De allervieste 10% moet worden schoongemaakt, de rest wordt eerst nog onderzocht. Geschatte kosten: achttien miljard euro.

Pers en politiek hadden voor dit bericht veel minder belangstelling dan een kwart eeuw eerder voor de Zuid-Hollandse gifwijk. Van de dertig leden tellende Kamercommissie kwamen er destijds maar twee opdagen toen staatssecretaris Van Geel een toelichting gaf op de grote schoonmaak onder de grond. Het ideaal van een schone bodem bleek deze te hebben ingeruild voor een flinke dosis pragmatisme: 'Alle viezigheid die het gebruik van de bodem niet belemmert, laten we voortaan zitten', zo vatte hij de afgezwakte milieu-ambities samen, 'en uiterlijk 2015 moeten de nu bekende risico's voor bewoners zijn weggenomen.' Omdat anders de cadmium uit de grond in de sla terechtkomt, krijgen moestuinen wél een schoonmaakbeurt en industrieterreinen niet, zo luidt het nieuwe bodembeleid. Het milieuministerie heeft de vuile was opnieuw gesorteerd, zou je kunnen zeggen: de handdoeken moeten nog steeds spic en span worden, maar op een overall mag best een vlekje olie achterblijven.

Na Lekkerkerk zat de schrik er goed in bij de overheid. Werd er viezigheid onder een chemische wasserij gevonden, dan werd prompt de bodem onder álle wasserijen onderzocht. En iedere keer was het raak, want niet alleen alle wasserijen, ook alle autosloperijen, tankstations, gasfabrieken, en drukkerijen bleken op verontreinigde grond te staan. De drie miljard euro belastinggeld die we de afgelopen drie decennia besteedden aan bodemverontreiniging ging dan ook niet op aan een grote schoonmaak maar aan een grote zoektocht. Na de eerste 2.000 vlekken uit 1982, was de tellerstand in 1990 opgelopen tot 100.000, en in 2002 zelfs tot 350.000. Nu weten we dus dat Nederland 600.000 "mogelijk verontreinigde locaties" telt. Daarvan moeten er zo'n 60.000 worden gesaneerd.

Volgens Syble Harmsma, directeur van het onderzoeksbureau dat deze laatste telling uitvoerde, komt daar niet veel meer bij: 'We hebben echt álles een keer op de kop gekeerd: registers van de Kamers van Koophandel, hinderwetarchieven en milieuvergunningen. We hebben zelfs luchtfoto's bekeken om met afval gedempte sloten op te sporen.' De kaart van Nederland waarop alle vieze plekken als zwarte puntjes zijn ingetekend lijkt op verbrande toast: het grotendeels geblakerde oppervlak laat alleen in de Flevopolder en op de Veluwe enkele witte vlekken zien.

Opruimen is onbegonnen werk, zo moeten ze bij VROM hebben gedacht, want met het huidige tempo van duizend bodemsaneringen per jaar duurt het nog minstens twee generaties voordat alleen de allersmerigste 10% weer is schoongepoetst. 'Nu de omvang van deze industriële erfenis in kaart is gebracht, moet vieze grond een geaccepteerd deel van het maatschappelijk leven worden,' zo verwoordt een milieu-ambtenaar van VROM de nieuwe visie van het milieuministerie optimistisch: 'Als het op tijd bekend is en er zijn geen risico's, dan willen veel mensen best op verontreinigde grond wonen.' Menig aannemer heeft dan ook een met lood of PAK verontreinigde achtertuin in de Randstad al opgehoogd met een meter schone grond, een zogeheten "leeflaag". Zo makkelijk als je slakken en sintels onschadelijk kunt maken door ze onder een laagje schone grond weg te stoppen, zo moeilijk is het om te voorkomen dat weggelekte olie of benzeen via het grondwater de wijde omgeving vervuilt. Totdat microbiologen enkele jaren geleden ontdekten dat van nature in de bodem aanwezige bacteriën en schimmels in staat zijn die stoffen af te breken. Met steun van SKB, de Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem in Gouda, ontwikkelden onderzoekers van onder andere TNO en de Wageningen Universiteit zogeheten in situ saneringsmethoden. Behaag de van nature aanwezige bodemdiertjes met de juiste temperatuur, vochtigheid en zuurgraad, zo luidt de gedachte achter zo'n innovatieve wasbeurt, en serveer ze met enige regelmaat hun lievelingskostje. Als dank knabbelen de beestjes dan menig schadelijk chloor-ion af van oplosmiddelen als per en tri, en ontleden ze lange olieketens in onschuldige, kortere componenten. Door het zelfreinigend vermogen van de bodem te benutten, zo ontdekte ook VROM, kan veel kostbaar graaf- en pompwerk worden voorkomen: alles wat nodig is om een bodem schoon te maken zit er namelijk van nature al in. Je moet alleen de eetlust van die bodemdiertjes een beetje aanwakkeren. In de wetenschap dat bodembacteriën soms enkele tientallen jaren nodig hebben om hun buikjes helemaal vol te eten, staat het milieuministerie dan ook toe dat verontreinigd grondwater eerst een eindje wegstroomt.

En dus hoeft de bodemsaneringsoperatie veel minder te kosten dan de achttien miljard euro van VROM, aldus SKB-directeur Harry Vermeulen. Want al eerder is het bodemprobleem verkleind door de normen te versoepelen. De zogeheten A-, B- en C- waarden die de Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid met de schrik nog in de benen kort na Lekkerkerk ontwikkelde, bleken al gauw veel te streng. Wetenschappers wezen er eind jaren tachtig op dat het voor de risico's nogal wat uitmaakt om welke grondsoort het gaat: klei en leem houden de viezigheid namelijk veel steviger in hun greep dan zand. En na jarenlang onderzoek constateerde het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu, het RIVM, onlangs dat ook het gebruik van de bodem een rol speelt. Streefde VROM in de nasleep van Lekkerkerk in heel Nederland nog naar maximaal 50 milligram lood per kilogram bodem, de toenmalige A-waarde, nu is men in Den Haag al tevreden als er in een moestuin niet meer dan 85 mg/kg zit. De grond in een park of wegberm mag zelfs 290 mg/kg lood bevatten.

Een volgende miljardenbesparing is volgens Vermeulen mogelijk door vieze bedrijfsterreinen niet één voor één, maar voor een hele branche of regio tegelijk aan te pakken en door alleen de grote grondwaterverontreiniging schoon te maken: 'Vijfennegentig procent van het verontreinigde grondwater ligt onder een tiental reusachtig vieze plekken, zoals de Rotterdamse haven. Die vlekken pakken we nu al in één keer aan, met steun van Brussel,' aldus Vermeulen, 'de kleine vlekjes knapt de natuur zelf wel op. Zo zijn besparingen mogelijk tot vijfenzeventig procent.' Opmerkelijk genoeg spreekt VROM deze sommen niet tegen.

Nu Nederland niet langer álle sporen van de industrie in de bodem probeert uit te wissen, loopt het weer wat beter in de pas met de rest van Europa. Want na de vroege confrontatie met Lekkerkerk stelde de rijksoverheid aanvankelijk de vervuilers juridisch aansprakelijk. Wie de bodem had vervuild moest boete doen, zo luidde het credo van de landsadvocaat, dus wie zijn terrein niet tot de laatste korrel schoonmaakte ontving een gepeperde rekening. Ondernemers waren verontwaardigd over zoveel selectieve aandacht - menig burger liet in die tijd toch gewoon de olie in het putje lopen? Wijs geworden door deze ervaringen in gidsland Nederland, pakten onze buurlanden het anders aan. Daar zag men een olievlek in de achtertuin toch vooral als een kwestie van eigen schuld, dikke bult - een zienswijze die inmiddels ook hier gangbaar is. Want bodemverontreiniging is volgens VROM tegenwoordig het risico van de terreineigenaar.

Met VNO/NCW en MKB-Nederland is VROM dan ook in gesprek over deze nieuwe omgangsvormen tussen bedrijf en overheid, al kunnen de bedrijven amper bevatten dat dezelfde overheid die jarenlang riep dat 'De vervuiler betaalt' hen nu uitnodigt tot 'Nuchter omgaan met risico's'. Een kwart eeuw na Lekkerkerk gaat het bodem-roer eindelijk om. Gelukkig vergde het zoeken naar viezigheid en goed onderbouwde normen zoveel tijd dat de overheid tot nu toe alleen de allersmerigste plekken onder de grond saneerde - nog geen 2% van de 600.000 verdachte locaties. Nu het gezond verstand de paniek van destijds heeft verdrongen, kan de grote schoonmaak echt beginnen: niet langer alles in de bleek, maar wel de ergste vlekken deppen.

Kader - Nieuwe bodemnormen uit Brussel

Net als het eerder al deed voor luchtkwaliteit en afval, adopteerde de Europese Unie in september een Europese Bodemstrategie. Het grensvlak tussen land, lucht en water vervult menige vitale functie, zo luidt de ratio achter het hierin geformuleerde beschermingsbeleid. Niet alleen verbouwen we ons voedsel op de bodem, het filtert ook ons drinkwater, bevat een nog onontgonnen genenpool en is een rijke bron van delfstoffen als zand, grind en klei. Pas negen lidstaten ontwikkelden eigen bodembeleid, meestal uitsluitend gericht op bodemverontreiniging. En omdat andere beleidsterreinen als water, afval en natuur de bodem onvoldoende bescherming bieden tegen bedreigingen als erosie, verzilting en vervuiling, werd het volgens Brussel hoog tijd voor een zelfstandige bodemstrategie. "Als er iets nationaal is, dan is het wel de bodem," zo vertelde kamerlid Ger Koopmans van het CDA tegen NRC Next. "Dit kunnen we prima zelf regelen," viel Paul de Krom van de VVD hem bij. Ook de boeren en de ondernemers staan niet bepaald te juichen bij dit nieuwe pakket milieuregels uit Brussel. De Land en Tuinbouworganisatie LTO noemde de bodemstrategie "een schoolvoorbeeld van overbodige Brusselse regelgeving", en werkgeversorganisatie VNO-NCW heeft het over "de duurste richtlijn tot nu toe". Deze bezorgdheid wordt ingegeven door de nieuwe eis om bij verkoop van grond een verontreinigingrapport op te stellen. Ook vreest VNO-NCW dat gesaneerde gronden opnieuw op de schop moeten als Europa de lidstaten strengere normen oplegt dan nu al in Nederland gelden.



Gepubliceerd in Binnenlands Bestuur